Er staat een kleine, ietwat getinte vrouw met een hoofddoek te wachten bij de bushalte. Ze heeft een hoofddoek om en staat een beetje onzeker om zich heen te kijken. In haar hand heeft ze een paar kuna. Ik vermoed aanvankelijk dat ze Spaanse is.
Als ik kom aanlopen, vraagt ze me in een paar woorden slecht Engels of het bedrag dat ze in Kroatische muntjes bij zich draagt genoeg is voor een buskaartje en of ze dat bij de chauffeur kan kopen. ,,Nee, mevrouw, dat is maar zeven kuna, een ticket kost zestien”, vertel ik haar. ,,En u kunt ze daar bij de kiosk kopen”, wijs ik haar vervolgens. Ze begrijpt me eerst niet, maar als ik haar nog een keer nadrukkelijk wijs op het hokje met kranten en sigaretten naast de bushalte, sloft ze ernaartoe. ,,D’accord’’, zegt ze.
Ze is dus Franstalig, bedenk ik. Even later is ze terug, met een buskaartje. Ik heb zojuist met het thuisfront in Nederland een gesprekje in het Frans gevoerd en hoewel die taal van mijn kant nog altijd brokkelig is, durf ik een gesprekje met haar nu wel aan. ,,Waar komt u vandaan?’’
De dame antwoordt dat ze Tunesische is, professor aan de universiteit van Tunis en hier in Zadar verblijft voor een conferentie. Iets met sociale wetenschap. Maar zelfs na twee keer vragen, wordt het me nog niet duidelijk. Ik laat het er maar bij.
,,Weet u welke bus naar de stad gaat?”, vraagt ze me onzeker. Ik ben er de vorige dag pas een keer geweest, maar het was niet ingewikkeld de weg te vinden. ,,Ja hoor, alle bussen. En ik ga toch ook die kant uit dus kunt u mij volgen. Ik wijs u wel aan waar u eruit moet”, zeg ik hulpvaardig.
De bus laat nogal op zich wachten en dus neem ik de gelegenheid te baat haar wat over Tunesië te vragen, het land waar de ‘Arabische Lente’ begon. We babbelen wat over de gevluchte president Ben Ali, over moslimfundamentalisme dat dreigde in haar land, en over de coalitie die gesloten werd met seculiere partijen, waardoor het gevaar van extremisme wat is teruggedrongen. ,,Ach”, zegt de vrouw. ,,Onder de dictatuur was het wel stabiel en er was werk.”
Een bus arriveert en nadat ze eerst ergens anders gaat zitten, staat ze op om zich naast mij neer te planten. ,,Zadar is een leuke stad, wat wilt u zien?”, vraag ik haar nieuwsgierig. Ik opper de oude, negende eeuwse byzantijnse Donat-kerk, het golvenorgel of het lichtspel van zonnepanelen aan de boulevard. Maar nee, ze gaat shoppen zegt ze. ,,Is er een commercieel centrum?”
Even later stappen we uit en steken we de brug over naar het oude centrum. Dat is allang niet meer zo heel oud, omdat het in de Tweede Wereldoorlog voor 60 procent is verwoest. De burgeroorlog in het voormalige Joegoslavië (1991-1995) heeft Zadar nog verder beschadigd. Maar inmiddels is de schade hersteld en zijn er overal leuke boetiekjes en trendy cafés en restaurantjes geopend. Zadar, gelegen aan de Adriatische kust, is hip and happening.
De Tunesische dame trekt halverwege de brug haar jas wat verder dicht en haar hoofddoek wat steviger aan. ,,Het is koud”, zegt ze. Het is zwaar bewolkt en het spettert een beetje, maar de temperatuur ligt toch zeker nog tegen de 20 graden. Maar als je de Noord-Afrikaanse hitte bent gewend, heb je natuurlijk al snel de rillingen over je lijf lopen als je in Europa neerstrijkt.
Hoewel ik de dag ervoor al in het centrum ben geweest, moet ik – mede door mijn gebrek aan richtingsgevoel – toch nog even zoeken naar de grote winkelstraat waarheen ik de dame wil brengen. Met als gevolg dat we een flinke omweg maken. Als een trouwe hond blijft de Tunesische achter me aan hobbelen, om af en toe te vragen: ,,Is het nog ver?”
Als we het gevonden hebben, wil ik haar alleen laten. Ik voel er weinig voor de hele middag met haar op te trekken, alles voor haar te zoeken en eventueel te vertalen. Al wekt ze wel de indruk dat nodig te hebben. Ze maakt een verloren indruk.
Dus vertel ik haar hoe ze weer bij de bushalte moet komen (‘er is maar één brug en daar moet u overheen, de brug is altijd in díe richting’’), welke bus ze moet nemen en welke halte ze er weer uitmoet om in de buurt te geraken waarvan we vandaan kwamen. Ze bedankt me vriendelijk en loopt de sjieke winkelpassage in. Nog even kijk ik haar na, licht bezorgd. Ik hoop niet dat ze er nu nog rondzwalkt, op zoek naar de bus die haar weer veilig aflevert bij het hotel. Afgeladen met tassen van zojuist aangeschafte kleren en schoenen.
