,,Wat kijk je?’’, vraag ik aan de jonge Canadees die me naast mijn bed met een vuile blik staat aan te staren. ,,Naar jou’’, antwoordt hij dreigend. ,,Heb jíj mijn iPhone soms gezien?’’ Het is middenin de nacht in het guesthouse in Zagreb, en ik lag al te slapen.
Even ervoor was het tweetal de kamer komen binnenvallen en ondanks het nachtelijk uur hadden ze doodleuk het licht aangedaan. Eén van hen was naarstig in zijn spullen gaan graven op zoek naar zijn iPhone. ,,Hij is gestolen!’’, riep hij kwaad. Tamelijk dom, want naast elk bed staat een kluisje dat hij niet had gebruikt. De andere knul had ontspannen een joint opgestoken, terwijl roken in het guesthouse verboden is. ,,Uit dat ding!’’, had ik half slaperig maar beslist tegen hem gezegd. Onder het uiten van zijn verontschuldigingen schoot hij de peuk uit het raam.
Diezelfde middag had ik nog een vriendelijk praatje gemaakt met mijn kamergenoten uit Canada. ,,Mijn meeste familie woont er’’, had ik ze verteld. Nu is de stemming grimmig en word ik impliciet beschuldigd van diefstal. Ik pak mijn eigen smartphone uit mijn tas en laat hem aan de bestolen Canadees zien. ,,Ik hem zelf een telefoon. En ik heb het niet nodig dat kloterige dingetje van jou te stelen’’, zeg ik narrig. ,,O ja, dat is een mooi toestel’’, mompelt de jongen in een poging zich groot te houden. Maar tegelijk schaamt hij zich. Dan verdwijnen ze en slaap ik weer in.
De volgende dag verdringt Zagreb het wangedrag van mijn kamergenoten al snel uit mijn gedachten. Ik slenter verrukt door de fraaie binnenstad. Over het centrale Josip Jelacic-plein, omhoog de trap op langs de Dolac-markt, waar groente en fruit worden gekocht. Richting de Maria-ten-hemelvaart-kerk waar de zondagochtendmis gaande is. Ik geniet van de zuivere koorzang en het prachtige interieur van de kerk. Via het pittoreske Tkalciceva-straatje, met zijn in Jugendstil en neoclassicisme opgetrokken panden, loop ik naar de Stenen Poort die toegang biedt tot Gradec, het middeleeuwse deel van Zagreb. In de poort, waarbinnen de weg een bocht maakt van 90 graden, hangt achter tralies een schilderij van de Heilige Maagd met Jezus op de arm. De legende wil dat toen in 1731 de voormalige houten poort compleet vernietigd werd door brand, het schilderij zonder enige beschadiging overleefde. Volgens de bewoners van Zagreb heeft de afbeelding magische krachten en wordt het door velen aanbeden. De poort is dan ook veranderd in een kapel, compleet met bankjes en kaarsen. Aan de muur zijn plakkaten van overledenen ingemetseld, waarop de Heilige Maagd wordt geprezen.
Even voor de poort had ik Marina en Milan ontmoet, een lief jong stel dat me de weg wees. ,,We moeten ook die kant op, we lopen wel even mee’’, had Marina in onberispelijk Engels gezegd. Ze komt uit Vukovar, een stad die in de Kroatische burgeroorlog – waarmee het uiteenvallen van het voormalige Joegoslavië in 1991 was begonnen – zwaar werd beschadigd. ,,We moesten allemaal vluchten. Maar ik weet er niets meer van, ik was drie jaar’’, vertelt Marina gelaten. Dat het toenmalige Joegoslavische (lees: door Serviërs overheerste) leger flink heeft huisgehouden, weet ze evenwel heel goed. ,,Artillerie, vliegtuigbombardementen, alles zetten ze in. Duizenden zijn er omgekomen, helaas hebben we een enorme begraafplaats moeten aanleggen voor de slachtoffers. Sommigen zijn na ruim twintig jaar nog steeds niet gevonden.”
,,Hoe staan jullie nu tegenover Servië?”, vraag ik nieuwsgierig.
-,,Ach, voor mijn generatie is het okay”, zegt Marina. ,,Ik heb Servische vrienden. Maar de ouderen vinden het nog steeds moeilijk met Serviërs om te gaan.” Oud zeer blijft lang hangen op de Balkan, zoals ook al in 1991 pijnlijk duidelijk werd.
,,Waar komt u vandaan?”, vraagt Marina.
-,,Uit Nederland.”
Marina kijkt mijmerend voor zich uit. ,,We hadden het er pas geleden nog over, dat we daar eens naartoe willen.” Ik geef mijn e-mailadres. ,,Als jullie komen, stuur me dan een e-mail. Als je wilt kun je bij mij logeren’’, zeg ik. En ik meen het, ze zijn zo sympathiek. Het afscheid is hartelijk.
In de Sint Markus-kerk , met zijn fraaie, veelkleurige tegeldak, is een mannenkoor aan het repeteren. Gebiologeerd blijf ik zitten luisteren. Afwisselend onder begeleiding van het orgel of à capella zingen de mannen zich de longen uit het lijf. Wanneer hun samenzang aanzwelt, lijkt de kerk te beven op zijn grondvesten. Een huivering trekt door me heen. Heimelijk neem ik de uitvoering op mijn mp3-speler op.
Om de hoek bij de Markus-kerk bevindt zich het markante museum van Gebroken relaties. Het is een ode aan de (vergane) liefde en biedt onderdak aan een rariteitenkabinet van voorwerpen die mensen wereldwijd aan het museum aanboden om hun verloren liefdesleven te gedenken. Ik zie een paar schoenen uit de Filipijnen, geschonken door iemand die ze als verjaardag cadeau had gedaan aan zijn geliefde. Het bijschrift van de schenker vermeldt dat dat een fout was, vanwege het bijgeloof dat de beminde op de schoenen zal weglopen. Grappig is de de stenen tuinkabouter uit Belgrado. De neus is afgebroken en de bijbehorende tekst verklaart waarom: ‘Hij kwam met zijn nieuwe auto aanrijden en was hard en arrogant’, schrijft de gedumpte dame die het baksel aan het museum heeft geschonken. Impliciet maak ik op dat de gnoom zijn neus heeft verloren na een hardhandige aanraking met de motorkap van haar voormalige partner.
De curiositeiten van gebroken beloften en ingestorte liefdes brengen me in de war, misschien omdat ik juist zelf opnieuw iets moois begonnen ben. En de grappige zaken (dildo’s , potjes met sensuele wierook – ‘werkt niet’, luidt het korte bijschrift -, een nooit opgepeuzeld damesslipje gemaakt van snoep) wijken na verloop van tijd voor ernstiger affaires. Een dochter schrijft een gedicht aan haar overleden vader, en geeft aan zijn dood niet te betreuren. De man had kennelijk zijn handen niet kunnen thuishouden en zijn kind is duidelijk opgelucht dat hij er niet meer is. Een vrouw uit Ierland stuurde de door haar zelfgeschreven roman naar het museum, die ze schreef nadat haar man door inbrekers met messteken was vermoord. Het lange bijschrift leest als een indrukwekkend relaas van haar verdriet, maar ook hoe ze er met het schrijven van haar boek weer bovenop was gekomen.
’s Avonds kom ik uit een eetcafé aan de Tkalciceva-straat. Het stortregent inmiddels en ik schuil onder een parasol. Naast me staat een vriendelijke Duitser uit Frankfurt. Zijn moeder is Kroatische en hij bezoekt het land een paar keer per jaar voor familiebezoek. Per 1 juli wordt zijn tweede vaderland lid van de Europese Unie en ik vraag hem wat zijn familie daarvan vindt. ,,De jongeren zijn er blij mee, de ouderen vrezen de euro”, zegt de Duitser, die ooit een halfjaar in Amsterdam woonde. ,,Dit land heeft alleen maar toerisme, verder moeten ze alles importeren. Dat wordt heel moeilijk’’, kijkt hij wat piekerig voor zich uit. Dan waagt hij het erop. ,,Ik moet driehonderd meter hiervandaan zijn, leuk met je te hebben gepraat”, lacht hij en weg issie. Ik besluit de andere kant op te rennen. Door de regen van Zagreb.
